Handelsregister gaat privacy van ondernemers beter beschermen

Door het Handelsregister te raadplegen weten ondernemers met wie zij zaken doen. Maar de persoonsgegevens van zakenpartners waren niet altijd even goed beschermd. Met het wetsvoorstel financieringsstructuur Handelsregister willen de Kamer van Koophandel en de minister van Economische Zaken en Klimaar dit veranderen.

Het Handelregister van de Kamer van Koophandel is een openbaar register waarmee iedereen de gegevens van zakenpartners kan controleren. Het bevat informatie over bedrijven, rechtspersonen en organisaties die economisch actief zijn. Dat betreft contact- en adresgegevens, maar ook informatie zoals tekenbevoegdheid en de status van een eventueel faillissement. Zo wordt het mogelijk om betrouwbaar zaken te doen. Het Handelsregister biedt rechtszekerheid in het economische verkeer.

Ongewenst gebruik

De afgelopen jaren kregen ingeschreven ondernemers steeds meer last van ongewenst gebruik van hun zakelijke gegevens, bijvoorbeeld voor marketingdoeleinden, terwijl daar geen toestemming voor was gegeven. Zo werden adresgegevens op internet gepubliceerd (dat heet doxing) en kregen zelfstandige ondernemers online en fysiek te maken met dreigende situaties. De gegevens van ondernemers werden – tegen betaling – beschikbaar gesteld aan anderen, ook om de dienstverlening van het Handelsregister te financieren.

Evenwicht

De Kamer van Koophandel en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat gaan nu maatregelen treffen om het evenwicht tussen die twee belangen – bescherming van persoonsgegevens en economische zekerheid – te herstellen. Persoonsgegevens, en daarmee de veiligheid van ondernemers, worden beter beschermd en er komt een rem op ongewenste directe marketing. Ook wordt het Handelsregister anders gefinancierd: ondernemers die ingeschreven staan gaan hier een vaste bijdrage per jaar voor betalen.

Aangescherpte controle

De bedoeling is dat ondernemers minder last hebben van ongevraagde acquisitietelefoontjes. Tegelijkertijd wordt de controle van de gegevens door de Kamer van Koophandel aangescherpt. Zo kan de KvK beter monitoren op onaannemelijke bedrijfslocaties, zoals een bedrijf dat gevestigd zou zijn op een gevangenisterrein. De planning is om voor eind 2025 zoveel mogelijk maatregelen doorgevoerd te hebben.

 

Bron:Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | wetsvoorstel | https://www.internetconsultatie.nl/financieringsstructuurhr/b1 | 21-05-2024

Sterke bewijzen nodig voor bestuurdersaansprakelijkheid

Als een bedrijf geld tegoed heeft van een ander, moet het met sterke bewijzen komen dat de bestuurders van de debiteur aansprakelijk zijn voor het niet-betalen. Het gerechtshof Amsterdam laat in deze zaak weer eens zien dat de lat voor bestuurdersaansprakelijkheid hoog ligt.

Een softwarebedrijf heeft werkzaamheden verricht voor een vennootschap die zich bezighoudt met informatietechnologie. Daarvoor stuurt het een factuur van € 6.550 (excl. btw), voor 65,5 uur werk. Het grootste deel van de rekening (€ 5.082) wordt niet betaald. Een jaar nadat de factuur is verstuurd, gaat de vennootschap failliet. In het faillissementsverslag staat dat dit bedrijf nog een vordering heeft van € 37.764 op de holding, die wordt bestuurd door twee personen.

Persoonlijk aansprakelijk

Het softwarebedrijf probeert via de kantonrechter het resterende deel van de factuur betaald te krijgen. Desnoods moeten de twee bestuurders dit uit eigen zak betalen: zij zijn persoonlijk aansprakelijk voor de schade die het softwarebedrijf heeft geleden. De kantonrechter wijst de vordering af. Het softwarebedrijf gaat in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam.

Voldoende ernstig verwijt

Het is in principe mogelijk om niet alleen een vennootschap aan te spraken op onbetaalde facturen, maar ook de bestuurder. Die moet dan namens de vennootschap hebben gehandeld, hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet is nagekomen. Daarvan moet de bestuurder een ‘voldoende ernstig verwijt’ worden gemaakt. In deze zaak kreeg de vennootschap geld binnen van een project dat het uitvoerde voor een externe partij, en waarvoor het softwarebedrijf werd ingehuurd. Het softwarebedrijf kon daaruit dus worden betaald.

Selectieve betaling

Het geld dat met het project binnenkwam werd echter gebruikt voor andere verplichtingen die de vennootschap had: er waren meerdere crediteuren. Het softwarebedrijf noemt dat ‘selectieve betaling’. De vennootschap zou het softwarebedrijf hebben toegezegd of gerustgesteld dat zij het bedrijf eerst zou betalen, maar volgens het hof is dat niet zeker. Dan kan niet worden geconcludeerd dat de bestuurders van de vennootschap een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Verhaalsfrustratie

Nu de selectieve betaling niet leidt tot persoonlijke verwijtbaarheid, gooit het softwarebedrijf het over een andere boeg: er is sprake van verhaalsfrustratie. De vennootschap verrichtte al enige tijd geen ondernemingsactiviteiten meer, deze werden voortgezet vanuit een of meer andere vennootschappen. Dat kan het softwarebedrijf wel vermoeden, maar het is ook zijn taak om dat te bewijzen – en dat lukt volgens het hof niet. Kortom: het softwarebedrijf kan niet aantonen dat de bestuurders een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dan staat hun bestuurdersaansprakelijkheid ook niet vast. Het softwarebedrijf kan de rekening niet bij de bestuurders neerleggen. Het zal moeten accepteren dat de vennootschap failliet is en dat ze het openstaande bedrag waarschijnlijk nooit vergoed krijgen.

ECLI:NL:GHAMS:2024:614

Bron:Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2024:614 | 19-02-2024

Geen klachtplicht bij interne bestuurdersaansprakelijkheid

Een man wordt door de rechtspersoon waarvan hij bestuurder was aansprakelijk gesteld vanwege onbehoorlijke taakvervulling. De ex-bestuurder verwijt de rechtspersoon dat deze niet heeft voldaan aan de klachtplicht. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wees dit argument af. De Hoge Raad doet hetzelfde.

Volgens de bestuurder heeft de rechtspersoon niet tijdig bij hem geklaagd over de aansprakelijkheid, terwijl dat op basis van de wet wel had moeten gebeuren.

Klachtplicht

Als een wederpartij bij een verbintenis niet doet wat is afgesproken, moet op tijd aan de bel worden getrokken bij die wederpartij. Er bestaat volgens de wet namelijk een klachtplicht; de verplichting om binnen ‘bekwame tijd’ te klagen bij degene die niet doet wat is afgesproken. Wat ‘bekwame tijd’ is, hangt af van de situatie. Als niet op tijd wordt geklaagd, kan later geen vergoeding van schade of herstel meer worden gevraagd. Het niet naleven van de klachtplicht staat daar dan aan in de weg. De klachtplicht moet tot meer zekerheid over eventuele aanspraken leiden bij partijen. Ook zorgt de klachtplicht voor een gelijkwaardige bewijspositie tussen hen.

Interne bestuurdersaansprakelijkheid

Deze voormalig bestuurder stelt dat de rechtspersoon de klachtplicht niet heeft nageleefd en dat hij als bestuurder daarom niet meer aansprakelijk kan worden gehouden. De Hoge Raad oordeelt echter dat de klachtplicht niet van toepassing is bij interne bestuurdersaansprakelijkheid, zoals hier aan de orde is. De klachtplicht is volgens de Hoge Raad van toepassing op een onderlinge verbintenis tussen twee partijen, en niet op de verhouding tussen een bestuurder en een rechtspersoon. Die is namelijk heel anders van aard. De verhouding tussen een bestuurder en een rechtspersoon is een rechtspersoonlijke rechtsverhouding, waarvoor andere regels gelden.

In de praktijk

De Hoge Raad voegt daaraan toe dat het ook in de praktijk niet zou werken om de klachtplicht van toepassing te laten zijn bij interne bestuurdersaansprakelijkheid. Een rechtspersoon kan immers alleen worden vertegenwoordigd door zijn eigen bestuurders. Als de klachtplicht van toepassing zou zijn bij interne bestuurdersaansprakelijkheid, zou dat kunnen betekenen dat een bestuurder namens de rechtspersoon over zichzelf zou moeten klagen bij zichzelf. Of dat een bestuurder namens de rechtspersoon over een medebestuurder zou moeten klagen bij een medebestuurder. Volgens de Hoge Raad kan dit niet van bestuurders worden gevraagd, en is dit dan ook niet de bedoeling. Bij interne bestuurdersaansprakelijkheid hoeft daarom volgens de Hoge Raad niet aan de klachtplicht te worden voldaan.

ECLI:NL:HR:2024:681

Bron:Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2024:681 | 25-04-2024

Ontslagvergoeding tijdig claimen, na vijf jaar verjaart deze

Enkele jaren nadat een ex-werknemer een ontslagvergoeding zou krijgen, doet hij daadwerkelijk een beroep op het innen van het bedrag. Is hij op tijd of is zijn vordering verjaard?

In december 2013 ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst van een man. Dit gaat in per 1 januari 2014. De kantonrechter bepaalt dat het bedrijf de ex-werknemer een ontslagvergoeding van € 68.647 bruto moet betalen. Dit is nooit gebeurd, omdat het bedrijf vijf maanden na de ontbinding op verzoek van de ex-werknemer failliet is verklaard.

Verjaringstermijn

In augustus 2023 stapt de voormalig werknemer naar de rechtbank Midden-Nederland om alsnog de ontslagvergoeding op te eisen. Er ontstaat discussie over de vraag of die vordering is verjaard. Volgens de ex-werknemer is de verjaringstermijn voor het ten uitvoer leggen van rechterlijke uitspraken 20 jaar.

Geen 20 jaar 

Dat klopt, zegt de rechtbank. Maar geen van de gedaagden die de man heeft gedagvaard was partij bij de procedure waarin het bedrijf werd veroordeeld tot betaling van de ontslagvergoeding. Dat een van de gedaagden mogelijk de moedermaatschappij was van het bedrijf waar de man werkte (ook dat wordt niet duidelijk), maakt dat niet anders. De regel over de verjaringstermijn van 20 jaar is op deze zaak niet van toepassing.

Wel vijf jaar

In dit geval geldt dat de vordering van de ex-werknemer verjaart vijf jaar na aanvang van de dag waarop hij met zijn schade en de aansprakelijke persoon bekend is geworden. Het is immers vaste rechtspraak dat de verjaringstermijn begint te lopen nadat de man daadwerkelijk in staat was een rechtsvordering tot schadevergoeding in te stellen.

Geen ontslagvergoeding

De kantonrechter deed zijn uitspraak over de ontslagvergoeding in december 2013. Toen was de man ook bekend met zijn schade. Dat alles is meer dan 10 jaar geleden. De man beweert dat hij pas in februari 2019 bekend werd met zijn schade, maar dat gelooft de rechter niet. De vordering van de man is verjaard, hij heeft geen recht meer op een ontslagvergoeding. Omdat hij deze procedure verliest, moet hij alle proceskosten van de tegenpartij betalen: € 5.443.

ECLI:NL:RBMNE:2024:2107

Bron:Rechtbank Midden-Nederland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBMNE:2024:2107 | 09-04-2024

Aandeelhouder heeft na ontvlechting vennootschappen geen recht op inzage in administratie

Een groep vennootschappen wordt ontvlochten. Een van deze vennootschappen vraagt in kort geding om financiële stukken en de administratie van een andere vennootschap die tot deze groep behoorde. De rechtbank Midden-Nederland wijst dit verzoek af. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden doet hetzelfde, vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.

Twee vennootschappen (een holdingmaatschappij en een beheermaatschappij) binnen één groep komen tijdelijk onder bewind van een door de rechter benoemde bestuurder. De – na de ontvlechting – enig aandeelhouder van de holdingmaatschappij wil het beleid van deze tijdelijk bestuurder controleren en inzicht krijgen in de financiële relatie tussen de twee vennootschappen. Hij vraagt daarvoor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in kort geding om de beheermaatschappij te verplichten tot afgifte van alle financiële stukken over de bewindsperiode en tot het openleggen van een deel van de administratie.

Spoedeisend belang

Volgens het gerechtshof ontbreekt het de aandeelhouder aan een spoedeisend belang bij zijn verzoek. Zo heeft hij geen fiscaal belang, omdat de aanslag vennootschapsbelasting voor zijn holdingmaatschappij over het relevante jaar inmiddels op nul is gesteld. Het belang om inzicht te krijgen in het reilen en zeilen van de vennootschappen voor, tijdens en na het tijdelijk bestuur om te voorkomen dat hij wordt verrast door eventuele financiële gevolgen, is volgens het gerechtshof onvoldoende onderbouwd. Het is daardoor niet duidelijk om wat voor gevolgen dit zou gaan. Dat de aandeelhouder inzicht wil krijgen in de financiële administratie van de beheermaatschappij om eventuele schadeclaims in te stellen tegen de tijdelijk bestuurder is volgens het hof evenmin voldoende voor het aannemen van een spoedeisend belang.

Openleggen van administratie

Hoewel het verzoek vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang niet kan worden toegewezen, overweegt het gerechtshof nog dat openlegging van de administratie op basis van de wet alleen kan worden gevraagd door vennoten van de relevante vennootschap. De aandeelhouder en zijn holdingmaatschappij zijn dat sinds de ontvlechting niet meer. Ook om die reden zou het verzoek dus worden afgewezen.

Inzage

Ook wat betreft de gevraagde afschriften van de financiële documenten oordeelt het gerechtshof dat dit verzoek op basis van de wet zou worden afgewezen. Om zo’n verzoek te kunnen toewijzen moet aannemelijk zijn dat de partij, die de stukken moet geven, daarover ook echt beschikt. Naar het oordeel van het hof is het niet aannemelijk dat de beheermaatschappij nog meer documenten heeft dan die zij al heeft gegeven. Ook daarom zou de vordering volgens het gerechtshof niet slagen.  

ECLI:NL:GHARL:2024:2400

Bron:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2024:2400 200.326.958 | 08-04-2024